
Jurisprudentie
BE9108
Datum uitspraak2008-06-16
Datum gepubliceerd2008-08-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers08-3977
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-08-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers08-3977
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Artikel 3 lid 1 sub a Wet Bibob; intrekking en weigering exploitatie- en horecavergunningen; in op advies van Bureau Bibob gebaseerd standpunt van verweerders zijn vooralsnog onvoldoende aanwijzingen voor het oordeel dat de vergunningen gebruikt zullen worden om uit strafbare feiten verkregen, op geld waardeerbare voordelen te benutten; verzoek voorlopige voorziening toegewezen.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 3977
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 juni 2008
in de zaak van:
[naam verzoekster].,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. A.L. Bervoets, advocaat te Amsterdam,
tegen:
1. de burgemeester van Zandvoort,
2. het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2008 heeft verweerder 1 op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Zandvoort de explotatievergunning ten behoeve van strandpaviloen [naam verzoekster] te Zandvoort ingetrokken en de aangevraagde exploitatievergunning geweigerd en heeft verweerder 2 de verleende Drank- en horecavergunning ingetrokken en de aangevraagde Drank- en Horecavergunning geweigerd.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 16 mei 2008 bezwaar gemaakt.
Bij afzonderlijke brief van 16 mei 2008 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 23 mei 2008 hebben verweerders de op het geding betrekking hebbende stukken toegezonden, met het verzoek om beperkte geheimhouding van ingevolge artikel 28, eerste lid, Wet Bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) aangewezen stukken, te weten een advies en een aanvullend advies van Bureau Bibob.
Bij beslissing ex artikel 8:29, derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 2 juni 2008 heeft de rechtbank dit verzoek toegewezen.
Bij brief van 5 juni 2008 heeft verzoekster de rechtbank toestemming verleend om mede op grond van deze stukken uitspraak te doen.
Bij brief van 5 juni 2008 heeft verzoekster nadere stukken ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 12 juni 2008, alwaar verzoekster is verschenen bij haar voornoemde gemachtigde mr. Bervoets en bij [naam 1] en [naam 2]. Verweerders hebben zich doen vertegenwoordigen door mr. J.H.P. Hofs, werkzaam bij de gemeente Zandvoort.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Strandpaviljoen [naam verzoekster] te Zandvoort werd door [naam 1] gedreven als eenmanszaak. [naam 1] beschikte daartoe over de vereiste drank- en horecavergunning en exploitatievergunning. Begin 2007 is de eenmanszaak omgezet in een v.o.f. met [naam 1] en ([..]) [naam 2] als vennoten.
2.3 In verband met deze wijziging heeft verzoekster nieuwe vergunningen aangevraagd.
2.4 Naar aanleiding hiervan hebben verweerders een onderzoek aangevraagd in het kader van de Wet Bibob.
2.5 Verweerders hebben zich, het advies en het aanvullend advies van Bureau Bibob volgend, op het standpunt gesteld dat de vergunningen ingetrokken en geweigerd moeten worden, omdat sprake is van ernstig gevaar dat de (verleende respectievelijk de aangevraagde) vergunningen mede zullen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, Wet Bibob. De aanvankelijk tevens gehanteerde weigeringsgrond van artikel 3, eerste lid, onder b, Wet Bibob hebben verweerders ter zitting ingetrokken.
2.6 Verweerders hebben dit standpunt in belangrijke mate gebaseerd op het gegeven dat de aankoop van het strandpaviljoen (inventaris en goodwill ten bedrage van
€ 210.000,-) door verzoekster van de eigenaresse van het gebouw, [naam gebouw]., waarvan [naam 3] enig aandeelhouder is, mogelijk is gemaakt door een geldlening van deze [naam 3], ten bedrage van € 240.000,- .
Aldus is er niet alleen een [soort relatie] tussen [naam 1] en [naam 3]. Deze laatste is in maart 2005 in verband met de handel in verdovende middelen veroordeeld, waarbij hij tevens is veroordeeld tot betaling van een bedrag van meer dan € 471.000,- wegens wederrechtelijk verkregen voordeel uit deze handel. Naar ter zitting is toegelicht hebben verweerders op grond daarvan aangenomen dat de geldlening is verstrekt bij wijze van het witwassen van uit het zwarte circuit verkregen inkomsten. De handel uit verdovende middelen moet naar verweerders veronderstellen tot veel meer inkomsten hebben geleid dan het bedrag waartoe [naam 3] tot (terug)betaling is veroordeeld.
Voorts hebben verweerders aangenomen dat er een relatie aanwezig is tussen [naam 3] en de bekende crimineel [[naam crimineel]], welke relatie loopt via [naam bv]. en diens bestuurder [naam bestuurder], die tevens penningmeester was van een stichting, die ooit een schip kocht, toebehorend aan genoemde [[naam crimineel]].
2.7 Gelet op de stukken, waaronder de adviezen van Bureau Bibob, en het verhandelde ter zitting missen de bestreden besluiten naar het oordeel van voorzieningenrechter voldoende feitelijke grondslag en ontbreekt het (derhalve) aan een toereikende deugdelijke motivering van de besluiten.
De stelling van verweerders is voornamelijk gebaseerd op veronderstellingen en aannames. Niet duidelijk is geworden dat de door [naam 3] aan verzoekster verstrekte geldlening afkomstig is uit criminele activiteiten. Er kan daaromtrent niet van meer dan een vermoeden worden gesproken. De relatie met [naam bv]. heeft kennelijk slechts betrekking op het verlenen van enkele administratieve diensten aan [naam 3], zoals als het verschaffen van (een model van) huur- of pachtoverkomsten. De relatie tussen [naam 3] en [naam crimineel] wordt gekenmerkt door een te ver verwijderd verband, nu deze relatie - overigens kennelijk uitsluitend in verband met het veilig stellen van een schip - via de penningmeester van een stichting loopt, welke penningmeester tevens bestuurder is van [naam bv]., die wel eens enkele (administratieve) diensten aan [naam 3] verleende.
Verweerders hebben ook ter zitting niet meer duidelijkheid kunnen verschaffen over de vermeende relaties en/of de herkomst van de aan verzoekster ter beschikking gestelde gelden. Verweerders gemachtigde heeft desgevraagd slechts verwezen naar de adviezen van Bureau Bibob, en daarbij aangegeven dat verweerders geen aanleiding hebben gevonden zich verder te vergewissen van de juistheid van de op basis van de in de adviezen neergelegde veronderstellingen en aannames getrokken conclusies.
2.8 Niet duidelijk is derhalve geworden of [naam 3] meer wederrechtelijk voordeel heeft genoten dan de van hem gevorderde ruim € 471.000,- . De door verzoekster bij brief van 5 juni 2008 toegezonden belastingaangiften ten name van [naam 3] zouden aangegeven dat [naam 3] over voldoende legale inkomsten beschikte en beschikt, om de geldlening - op legale wijze - te verstrekken. Verweerder kan hierop in de beslissing op het bezwaar nog nader ingaan.
2.9 Vooralsnog zijn er naar voorlopig oordeel onvoldoende aanwijzingen voor de conclusie dat er ernstig gevaar bestaat dat de vergunningen zullen worden gebruikt om de uit gepleegde strafbare feiten verkregen op geld waardeerbare voordelen te benutten, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, Wet Bibob. Gelet op het voorgaande is niet op voorhand duidelijk dat de bestreden besluiten, gelet op de artikelen 3:2 en 3:46 Awb, in bezwaar stand zullen kunnen houden.
2.10 Met betrekking tot het belang van verzoekster bij het treffen van een voorlopige voorziening overweegt de voorzieningenrechter dat evident is dat verzoekster juist in het huidige (zomer)seizoen inkomsten uit het strandpaviljoen zal kunnen verkrijgen. Dit belang dient in casu zwaarder te wegen dan het belang van verweerders bij de intrekking en de weigering van de hierboven vermelde vergunningen.
2.11 Uit het voorgaande volgt dat, gelet op de betrokken belangen, onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Het verzoek daartoe zal derhalve op de hierna vermelde wijze worden toegewezen.
2.12 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerders.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
3.2. schorst het besluit van 21 april 2008 van zowel de burgemeester als het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort van Zandvoort tot 6 weken na verzending van de beslissing op het bezwaar;
3.3. bepaalt dat verzoekster tot dat tijdstip wordt behandeld als ware haar de exploitatievergunning en de Drank- en Horecavergunning verleend;
3.4. veroordeelt verweerders in de kosten van het geding tot een bedrag van € 644, - , vermeerderd met kosten ter zake van arbeidsverzuim ad € 48, - , in totaal derhalve
€ 692,-, te betalen door de gemeente Zandvoort aan verzoekster;
3.5. gelast de gemeente Zandvoort het door verzoekster betaalde griffierecht van € 288, - aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Medze, voorzieningenrechter, en op 16 juni 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.